Ben je net lekker aan het schrijven, krijg je opeens een idee voor een compleet ander verhaal! Dit nieuwe idee laat je niet weer los; het heeft een magische aantrekkingskracht. Heel veel schrijver hebben wel eens zo’n shiny new idea. Wat doe je dan? Een nieuw schrijfproject beginnen, of is er een andere, betere manier om hiermee om te gaan?
Luister hier via de podcast player of via je favoriete podcast app. Hieronder staan de hoogtepunten en de volledig uitgetypte versie van de aflevering.
Hoogtepunten
- Wat is een shiny new idea?
- Welke schrijvers kampen met het shiny new idea syndrom?
- Nieuwe ideeën tijdens het plotten of het schrijven?
- Negeren of snel opschrijven: geen goed idee
- In 4 stappen omgaan met het shiny new idea
- Wat doe je als de glans eraf is?
Wil je in contact komen met andere schrijvers en van elkaar leren, ga dan naar de Hangplek voor Nederlandstalige selfpubbers op Facebook.
***
Volledig uitgetypte versie van de aflevering
Maria: Hallo, Petra.
Petra: Hallo, Maria.
Maria: Wij zijn weer bij elkaar en we hebben het vandaag over een onderwerp, over iets dat veel schrijvers hebben; verhaalideeën op onverwachte momenten. Dat kan best wel een uitdaging zijn op het moment dat je al aan het schrijven bent met een boek, een verhaal, want wat doe je dan? Daar gaan we het vandaag over hebben. Daar heb jij verstand van als schrijfcoach.
Dan heb ik meteen een vraag voor je: Nieuwe verhaalideeën krijgen, dat heet ook wel het shiny new idea sydrom.
Petra: Mooi woord, hé.
Maria: Heel mooi woord.
Wat voor soort schrijvers krijgen daar het meest mee te maken, denk je?
Petra: Ik heb zelf het idee dat het voornamelijk de pantsers onder ons zal beïnvloeden, want dat zijn mensen die eigenlijk maar gewoon vanuit hun verhaalidee beginnen te schrijven en niet echt een heel duidelijk plot voor zich hebben van begin tot eind. Ik heb het idee dat die namelijk tijdens het schrijven dus heel erg in die creatieve: Oké, wat gaat er nu gebeuren? Welke ideeën heb ik daarvoor nodig? Dat die dus echt overvallen kunnen worden door te veel verhaalideeën.
Maria: Daar kan ik me iets bij voorstellen.
Petra: Die dan vervolgens ook totaal niet passen bij het verhaal waar ze mee bezig zijn. Maar wat ga je dan doen? Dus ik kan me zo voorstellen dat pantsers daar meer last van hebben, dan mensen die heel erg strak aan het plotten zijn en eigenlijk tijdens het plotten juist met die verhaalideeën bezig zijn.
Ik weet niet, wat is jouw ervaring? Want jij omschrijft jezelf eigenlijk als superplotter.
Maria: Als plotter.
Petra: Heb jij het idee dat verhaalideeën bij jou tijdens het plotproces komen of juist niet?
Maria: Bij mij werkt het sowieso nog weer heel anders, omdat ik gewoon… Ik kom met één verhaalidee en dat ga ik uitwerken. En op het moment dat ik het aan het uitwerken ben, krijg ik ideeën over dat verhaal. Dan krijg ik er eigenlijk geen nieuwe ideeën meer erbij. Geen ideeën die niet in dat specifieke verhaal passen. Maar ik heb wel het idee dat ik uniek in ben. Nou ja uniek, maar dat de meeste schrijvers wel ideeën hebben als in de supermarkt lopen en opeens krijgen ze een idee voor een verhaal. Dat heb ik eigenlijk nooit.
Petra: Maar ik denk wel dat jij het wel met mij eens kan zijn dat als je er al last van hebt, dan zou het eerder in het plotproces zijn, dan in het schrijfproces.
Maria: Ja, zeker.
Petra: Dat is ook een beetje mijn idee. Of dat waar is: Ik heb geen idee. Ik heb daar niet de research naar gedaan, maar dat is puur het gevoel en de logische beredenering die ik erachter zet.
Maria: Maar als je dan een verhaalidee krijgt, is het dan goed dat je het gewoon alleen maar even opschrijft, want later kun je dat toch gewoon… Dat papiertje toch even zo weer terugvinden en dan is het toch klaar?
Petra: Dat zou je denken, maar dat werkt helaas niet zo. Tenminste, voor mij heeft dat nog nooit op die manier gewerkt. Ik zie dat een beetje als… eh… Je hebt, zeg maar, op het moment dat je het verhaalidee hebt, dan zit er een glans op. Vandaar ook dat shiny new idea syndrom. Dat is een beetje het idee van wat die vuurvliegjes hebben. Die gaan ook op het licht af. Dat schijnt zo mooi, daar wil je dan naar toe. Dat is een beetje waar het idee vandaan komt. Het is gekoppeld aan zoveel enthousiasme en een aantrekkingskracht en als je het dan vervolgens gewoon even snel gaat opschrijven, gewoon met bulletpoints even snel, en je gaat er later naar terugkijken, vaak krijg je niet weer datzelfde gevoel. In het gevoel zelf is het heel helder. Dat moment is weg op het moment dat je er later weer naar kijkt op basis van de bulletpoints.
Maria: En bovendien kan het misschien wel een jaar later zijn voordat… Dat je dan al wel weer min of meer vergeten bent waar het ook alweer over ging.
Petra: Klopt.
Maria: Dus waarom is het negeren of snel opschrijven eigenlijk niet een goed idee?
Petra: Ik denk dat je het kan vergelijken met, en misschien is het herkenbaar voor mensen, als jij midden in de nacht wakker wordt van een droom. Je hebt een droom gehad en het was echt een hele mooie droom. Je zit nog een beetje op dat level tussen slapen en wakker worden. Maar het is midden in de nacht en je wil eigenlijk wel gewoon weer in slaap vallen. Dus als jij nu pen en papier gaat pakken en je gaat die hele droom helemaal opschrijven, dan heb je het misschien wel op papier, maar ga je dan wel weer in slaap vallen?
Dus heel veel mensen kiezen er op dat moment al voor: Weet je, ik schrijf het even snel op, een paar dingetjes, en morgenochtend komt wel goed. Dan zie ik het wel weer voor me. Maar wat er dan gebeurt is: Je wordt morgenochtend wakker. Je kijkt naar je gescribbel en je denkt: Waar ging die droom nou eigenlijk over?
Maria: Wat is dit?
Petra: Wat is dit eigenlijk? Dat is een beetje de reden waarom je het op dat moment dus niet in bulletpoints of even snel wilt opschrijven. Je wil daar echt even volledig de tijd voor nemen.
Maria: Maar dat ga je niet midden in de nacht doen.
Petra: Die droom hangt ervan af. Als die dromen gekoppeld is aan een verhaalidee, dan zou dat natuurlijk kunnen.
Maria: Ja, dat heb ik dus nooit. Dat herken ik niet.
Petra: Ik heb wel eens gehad dat ik echt om 02.30u ‘s nachts echt licht aandeed en het helemaal heb zitten uitschrijven.
Maria: Wauw, dat heb ik nooit. Interessant.
Petra: Dat is echt op basis van gevoel op zo’n moment. Meestal merk je het wel als je wakker wordt, dat je denkt: Oké, hier moet ik wat mee doen. Of als je in een winkel staat: Oh, ik heb nu een idee. Hier moet ik wat mee doen. Dat enthousiasme, dat gevoel van… Haast dat verliefdheidsgevoel van: Ik moet er nu iets mee doen.
Maria: Aha.
Hoe zou het dan toch komen dat we vaak nieuwe verhaalideeën krijgen als we met iets anders bezig zijn?
Petra: Dat is een goede vraag. Ik heb daar ook weer een vermoeden in en ik denk dat dat ligt aan: Als je namelijk in het creatieve proces bezig bent, even in het voorbeeld van die pantsers. Iemand heeft een verhaalidee, is die aan het uitwerken. Er komen allemaal nieuwe verhaalideeën binnen, omdat ze op dat moment bezig zijn met het verhaalidee uitbreiden. Dus er komen nieuwe ideeën binnen, dus je gebruikt die kant van je hersenen al in het creatieve proces, en dan is het logisch dat je als een soort radar openstaat voor nieuwe ideeën.
Maria: Daar zit wel wat in.
Petra: Het is gevoel. Nogmaals, ik ben geen scientist daarin, maar dat is de logische kant, vind ik.
Maria: Precies. Je hebt geen wetenschappelijk onderzoek gedaan.
Petra: Nee, helaas niet. Misschien wel interessant, maar ik denk dat dit toch het antwoord is wat eruit gaat komen.
Maria: Maar wat doe je dan op het moment dat jij het shiny new idea syndrom krijgt?
Petra: Dat is natuurlijk echt wel een beetje de kern van deze podcastaflevering, natuurlijk. Ik heb daar vier tips voor. Het zijn allemaal trucjes, zoals ik het zou omschrijven. Daar wil je wel even de tijd voor nemen. Dat is het belangrijkste. Je zult dus even afstand moeten nemen van je huidige project. Dat kan een beetje eng aanvoelen van: Ik zit nu net zo lekker in de flow van dit verhaal, dus waarom moet ik dan tijd stoppen in dat andere idee? Dat doe je eigenlijk alleen maar als het verhaalidee constant als een soort buzzer voor je blijft zitten. Als je het niet kan loslaten, want dat gaat het je namelijk je huidige verhaal gaat het ook beïnvloeden. Je bent namelijk constant afgeleid naar dat nieuwe idee. Dat shiny new idea, bzzz… ik moet naar dat licht toe. Maar je neemt niet te veel tijd ervoor. Je gaat dus niet wekenlang hier met je nieuwe verhaalidee bezig.
Maria: Je gaat niet een nieuw verhaal schrijven, terwijl je al met een verhaal bezig bent, want dan maak je nooit wat af.
Petra: Klopt. En belangrijk is ook om er niet alleen de tijd voor te nemen, maar ook om dat nu direct te doen. Niet te gaan zeggen: Weet je wat? Zaterdag heb ik tijd, dan plan ik het in. Want dat is hetzelfde weer als die droom die je wil opschrijven en je gaat er later naar terugkijken. Dan is dat gevoel, is dan niet zo sterk.
Dus wat je doet, eerste tip. Je sluit je huidige verhaalproject af. Alles wat je daarmee bezig bent, afsluiten. Opent een nieuw document – of je pakt een nieuw papiertje mag ook, afhankelijk hoe je dat doet.
Maria: Of de achterkant van een envelop of zo.
Petra: Nou, ik weet niet of daar genoeg ruimte is, maar… Je gaat in ieder geval een nieuw document beginnen met alles op te schrijven over dat verhaalidee. Wat zie je voor je? Is het een scène? Ga die dan helemaal uitschrijven met alle details die je ziet. Is het een personage, doe dat dan ook. Alles wat op dat moment in je hoofd zit ga het helemaal opschrijven. Ga niet nadenken of alles het logisch is. Ga niet proberen gelijk een plot daarin te verwerken. Gewoon opschrijven. Dat is de eerste stap, eerste tip.
Tweede tip, je hebt alles opgeschreven, prima, ga dan vervolgens sorteren wat je hebt geschreven. Want wat we namelijk vaak zien in deze fase, is dat er allerlei nieuwe ideeën bijkomen. Terwijl je aan het schrijven bent komen er nieuwe ideetjes. Dat wil niet automatisch zeggen dat het past bij het verhaalidee, wat dat new shiny idea was. Dus is het allemaal voor één verhaal, of heb je eigenlijk nu een beetje meerdere verhalen ineen gekoppeld? Dus dat sorteren ga je dus op dat moment doen. En je gaat ook gelijk vragen of bulletpoints erbij zetten. Oké, dit is nu gebeurd, maar waarom gebeurt het eigenlijk? Gewoon even heel kort waarom. Dat is dus niet iets wat je nu gaat uitzoeken, maar dat is iets wat je later wil uitzoeken.
Maria: Zodat je weet dat je het moet gaan uitzoeken.
Petra: Klopt. Bijvoorbeeld je hebt een scène waarbij een meisje een pistool trekt naar een jongen toe. Maar je hebt eigenlijk geen idee waarom. Oké, ik wil gewoon die dramatische scène. Dat heb ik soms wel. Ik heb ook wel dramatische ideeën van: Dat wil ik uitwerken. Geen idee waarom. Maar dan zet je er gewoon bij: Waarom? Waarom heeft ze een pistool eruit?
En dit is ook de fase waar heel veel ideetjes vaak op elkaar lijken. Dus kijk of je ze kunt samenvoegen naar één idee. Want bijvoorbeeld, met dat meisje, als jij een ander ideetje hebt van: Meisje is gekwetst omdat haar vriendje het heeft uitgemaakt, dat zou je aan elkaar kunnen koppelen. Dat zou een reden kunnen zijn waarom zij een pistool trekt, bijvoorbeeld. Dus kijk of je het op die manier kunt sorteren.
De derde tip is, of eigenlijk de derde stap, is doordat je het hebt onderverdeeld, heb je duidelijk idee of je aan een plot werkt of dat er eigenlijk meerdere plotten zijn. En je hebt ook heel vaak van die kleine ideetjes die niet helemaal passen bij het huidige idee, dus dat zou dan een kort verhaal kunnen zijn. Dus kijk of je het een beetje kan splitsen in lang verhaal, kort verhaal, want als jij later met jouw verhaalproject klaar bent, jouw huidige verhaalproject, kan het misschien heel erg lekker zijn om gewoon eens te beginnen met een kort verhaal. Dan zou je dat ideetje daarvoor kunnen gebruiken.
En dan de vierde en laatste tip, en dit is, denk ik, de belangrijkste. Je hebt alles uitgewerkt. Alles staat op papier. Je hebt de vragen erbij gezet. Je weet wat je wil gaan doen op het moment dat je eenmaal met dat verhaal bezig gaat. Dan is het een kwestie van afsluiten en verder met je huidige project. Niet meer teruggaan naar dat document, want je hebt alles opgeschreven wat het idee naar voren bracht.
Maria: Alles is uit je hoofd.
Petra: Alles is uit je hoofd. En zorg dat je vervolgens ook de afleiding weghaalt. Met andere woorden, als dat verhaalidee naar boven kwam omdat je naar muziek hebt geluisterd, zorg dan dat je tijdens het schrijven van je huidige project niet weer naar muziek luistert.
Maria: Niet die muziek in elk geval.
Petra: In ieder geval niet die muziek, want dan word je weer getriggerd. Oh, ik heb weer een nieuw idee en dan ga je weer naar dat document terug. Dat wil je dus niet.
Dus dat zijn eigenlijk twee dingen. Afsluiten betekent ook écht de afleiding weghalen, zodat jouw huidige project helemaal weer de ruimte krijgt.
Maria: En afkomt.
Petra: En afkomt, precies. Dus dat zijn vier stappen die ik zou aanbevelen voor mensen die hiermee last hebben… Hiermee?… Dat is niet helemaal normaal Nederlands.
Maria: Die dit hebben.
Petra: Die dit hebben.
Maria: Maar wat nou als je klaar bent met je huidige verhaal. Het is klaar en dan blijkt dat het idee dat je hebt opgeschreven nergens meer op slaat.
Petra: Ja, dat kan. Dat is net een beetje als met die droom. Als je dan weer wakker wordt en je hebt het opgeschreven en je begrijpt er geen bal meer van. Het klinkt wat hard, maar dit is dan eigenlijk waar je je aan vast moet houden. Als de glans er af is op het moment dat je er weer opnieuw ingaat, dan was het idee sowieso niet levensvatbaar. Je zal alsnog wel ideetjes eruit kunnen halen, die je dan weer kan gaan gebruiken… Maar dat is ook een beetje het hele crux met verhaalideeën. En daarom is die vierde tip ook zo belangrijk. Nieuwe ideeën zitten in je hoofd. Het heeft potentie. Je ziet die glans, maar jouw verhaalidee – waar je dus nu mee bezig bent, jouw project – die is al uitgewerkt. Die heb je al neergezet. Daarvan weet je al; dit wordt een compleet boek. Verhaalidee, zo’n shiny new idea, dat weet je niet. Dus dat kan gewoon als een pudding in elkaar vallen. Dus vandaar dat het belangrijk is dat je altijd teruggaat naar je huidige project waar je nu mee bezig bent, want dat heeft namelijk al… Dat is ook begonnen als een verhaalidee, maar dat heeft al de potentie in de uitwerking laten zien.
Maria: Omdat het langer wordt. Omdat het iets is.
Petra: Ja. Dat heb je dus al grotendeels uitgewerkt. Dat is dus ook het gevaar dat als jij toch zou besluiten: Oké, ik laat mijn huidige verhaal, project, laat ik vallen. Ik ga mij echt volledig op dat verhaalidee richten, dat je dan vervolgens twee onafgemaakte verhalen gaat krijgen. Want dan ben je ook het volledige gevoel met je huidige project ben je kwijt, omdat je volledig in dat nieuwe idee bent gegaan. Dus vandaar, doe dat niet. Zie het echt als zijnde: Elk verhaal is begonnen als verhaalidee. Geef het de ruimte, maar ga wel weer terug naar je huidige project.
Maria: Ik denk dat ik een beetje herken als zijnde, want ik herken het niet helemaal, dit shiny new idea syndrom, maar wel een klein beetje. Want ik ben natuurlijk bezig met een detectiveserie, die zich speelt zich af in het nu. En opeens krijg ik een idee, toch wel, om een nieuwe serie te maken die zich in het verleden afspeelt van de huidige serie. Dus ik heb heel kort wat dingen opgeschreven en nou heb ik nu ook zoiets van: Ik laat het nu liggen. Heel soms komt er nog eens een keer iets op waarvan ik denk: Oh, dat ga ik even erbij zetten. Dat zijn meer foto ideeën of dat ik denk: Oh, daar moet ik een boek over lezen, of research voor doen. Want het speelt zich af in de 19e eeuw, dus daar moet je meer research voor doen. Dus dan komt het erbij, maar uiteraard focus ik me nu op mijn huidige serie. Dus dat is veel groter. Je hebt het niet alleen over letterlijk losstaande boeken, maar in dit geval in een grotere serie.
Een vraagje aan jou. Hoeveel verhaalideeën heb jij op dit moment opgeschreven, waar je nog in de toekomst mee aan de slag wil?
Petra: Ik heb een document, dat heet ook verhaalideeën, grappig genoeg. Daar staat soms een scene in en soms alleen maar wat bulletpoints van wat gewoon een beetje een onsamenhangend iets is. Ik denk dat daar ongeveer een stuk of 20 ideeën in staan. Of daar letterlijk 20 boeken uit kunnen komen, dat weet ik niet, want sommige zijn waarschijnlijk niet levensvatbaar voor een volledig boek. Misschien wel een kort verhaalidee. Maar ik heb daarnaast ook allerlei… Ik ben ook heel beeldend, heel visueel ingesteld. Dus als ik een plaatje tegenkomen die iets uitstraalt, en ik heb geen idee wat, dan is dat voor mij ook een verhaalidee. Dus ik heb dat document met 20 ideeën en ik heb een tal van plaatjes die ook allerlei ideeën kunnen opleveren. Dus heel vaak op het moment dat ik aan een nieuw verhaal begin, dan ga ik mijn verhaalideeën document doorkijken. Kies ik daar een uit van: Oké, deze geeft mij op dit moment de meeste energie. Ik wil bezig met dit genre, dit is wat ik wil doen. Dat spreekt me nu aan en daarna ga ik met de plaatjes. Welke passen hierbij? En hoe krijg ik dan ideeën van… Want zodra ik namelijk een plaatje zie van een soort scene, kan ik dat gelijk koppelen aan een bepaald verhaalidee. Oh, maar dit kan er dus gebeuren. Oké, hoe ga ik dat dan doen? En dan ga ik dus het hele plot in elkaar flansen.
Maria: Het is fascinerend dat jij dat op een heel andere manier doet als ik.
Petra: Ja, leuk is dat hé?
Trouwens, wel heel handig om te weten – tenminste wat voor mij gebeurt is op het moment dat ik dat idee dus heb uitgewerkt en het weer loslaat en ik ga weer naar mijn terug naar mijn huidige project – is dat omdat ik het idee heb losgelaten, heb ik het veel meer focus op mijn huidige project. Omdat ik die af wil krijgen, want dat shiny new idea is er. Dus je hebt iets waar je naartoe gaat werken, een volgend project, maar je wil eerst zorgen dat dit project er staat. Dus het is die combinatie tussen discipline en liefde voor je verhaal.
Maria: Eigenlijk heb je een soort van deadline gecreëerd voor jezelf. Een visuele deadline, want je weet dat dat verhaalidee er ligt.
Petra: Ja, precies. Dus het kan ook heel erg motiveren voor je huidige project. Door het niet te gaan negeren en door het wel uit te gaan werken, met die vier stappen die ik heb gegeven, en dan vervolgens weer terug te gaan naar je huidige project. Dat kan heel erg motiverend werken voor je huidige project.
Maria: Interesting.
Heb ik nog even een extra vraag voor je. Bedenk ik zo.
Petra: Vertel.
Maria: Nou, omdat ik zelf… Ik heb dus niet dat, bijvoorbeeld als ik een supermarkt loop, dat ik zomaar een verhaalidee krijg. Dat gebeurt eigenlijk zelden. Maar ik weet dat heel veel schrijvers dat dus wel hebben. Kun je een voorbeeld geven van waar jij een keer, volkomen iets wat je deed, dat je ergens was, dat je opeens denkt van: Oké, toen had ik dat idee, en dat is nu iets geworden of niets geworden.
Zijn de plekken waar jij echt, nou ja, niet waar jij heengaat om ideeën te krijgen, maar waar je toevallig een keer ideeën hebt gehad? Of is dat gewoon heel random?
Petra: Het is wel heel random, maar ik koppel het heel vaak aan scenes. Ik kan bijvoorbeeld heel erg dagdromen. Ik heb laatst bijvoorbeeld een wandeling gemaakt langs water. En ik was zodanig in mijn gedachtes dat ik zodanig dicht bij het water kwam dat ik er bijna natte voeten van kreeg. En het eerste wat ik dacht is van, ik zat zo dicht bij het water en ik zag niet, want het was donker water, ik zag niet wat daar was. Dat had bijvoorbeeld direct een klif, bij wijze van, dat als ik in het water was gestapt dat ik gelijk 100 meter naar beneden was gevallen. Daar zat gelijk een idee: Oh, wat zou er dan in zitten? Zou er dan iemand uit kunnen komen die mijn voeten grijpt en mij naar binnen, een monster. Maar oké, wat is dat dan? En dan gaat het omdat je in een soort dagdroom zit, gaan er dus allerlei ideeën op zo’n moment. Dat heb ik uiteindelijk niet opgeschreven, want dat was wel vrij horror gericht. Ik ben zelf daar een beetje bang voor. Om horror te schrijven, laat ik het zo zeggen.
Maria: Dat is niet jouw genre.
Petra: Dat is niet mijn genre. Maar goed, horrorelementen zijn wel weer leuk om dat te verwerken in een fantasieverhaal, bijvoorbeeld.
Dus op zo’n moment. Het is echt een combinatie van dagdromen en… In de winkel iemand laat iets vallen. Oké, wat dan als daar iets uitkomt? Misschien is dat… Oké, een kan soep. En de soep die gaat over de vloer heen en daar komt ineens – want ik ben heel fantasie gericht, dus ik zie heel veel fantasie dingen – en dan komt er ineens een drakenei of zoiets. Ik heb echt hele bizarre dingen. Het is totaal niet logisch. Maar het geeft wel ideeën over waar je naartoe kunt.
Maria: Nou moet ik eerlijk zeggen, nu je dat zo zegt van dat drakenei… Wat ik heb, ik heb natuurlijk in mijn detectiveverhalen, heb ik niet alleen de mensen, maar ik heb ook de ratten die praten, dieren die praten. En dat heb ik wel eens. Ik hou van natuur. Ik hou van vogels en ik kijk vaak naar vogels. En laatst vloog een vogel bij mij voor het huis langs, een reiger, een blauwe reiger, en die maakt echt een geluid van skraa, skraa. Zoals blauwe reigers dat doen. En toen had ik opeens een karakter in mijn hoofd, een hoofd… niet een hoofdpersonage, maar een personage in mijn hoofd, voor dat rattenverhaal. Dat ik denk van: Deze reiger die kan in mijn rattenverhaal en het is een chagrijnige, want hij klinkt heel chagrijnig. Dat. Dus ik heb het wel een beetje, als ik het erover nadenk.
Petra: Maar ik kan me ook voorstellen, dat als jij bijvoorbeeld rondloopt in de omgeving waar jouw verhaal zich plaatsvindt. Jouw verhaal speelt zich af in York, toch? Dus dat als je daar rondloopt, dat je dan… Stel je voor je ziet een rat over de vloer, dat je denkt van: zou dat nou een van de karakters zijn?
Maria: Zou dat Paddy zijn?
Petra: Dus in die zin word je wel getriggerd met allerlei ideetjes.
Maria: Ja, toch wel.
Petra: Waar zou ie heengaan? Waarom heeft hij geen jas aan?
Maria: Dus eigenlijk word ik wel een beetje, maar ik merk het valt niet zo op bij mij. Ik heb het wel een stuk minder als andere schrijvers dat hebben.
Petra: Ik denk dat dat bij jou de verhaalideeën ook gekoppeld zijn aan waar je op dat moment mee bezig bent. Dus niet zozeer een compleet andere idee waar deze aflevering eigenlijk over gaat.
Maria: Precies. Dat komt, denk ik, omdat ik uit de non-fictie kant kom. Dat vermoed ik, maar dat is misschien een onderwerp voor een andere…
Petra: Die kunnen we een keer uitwerken.
Maria: Precies: Heb jij nog een conclusie voor ons?
Petra: Ja. Ik denk dat de basis waar je je wel op wil focussen is je verhaal afmaken. Met welk verhaal je ook maar bezig bent. En daar heb je twee dingen voor nodig. Discipline en creativiteit. Je kan namelijk niet zeggen van: Oké, ik ga volledig gedisciplineerd met mijn huidige verhaalidee en die creativiteit, als zijnde die nieuwe verhaalideeën, daar heb ik nu geen tijd voor. Dat kan niet, ik moet nu door. Dat is te kort door de bocht. Tegelijkertijd, als jij je creativiteit de volle ruimte geeft, dan komt je verhaal nooit af. Want dan heb je de discipline niet om weer terug te gaan naar je huidige verhaal. Dus het vinden van de balans tussen die twee is, denk ik, de grootste uitdaging voor jou als schrijver als je met dit soort dingen kampt. En dat betekent dus dat je, wat ik zou zeggen, wees lief voor jezelf op het moment dat zo’n shiny new idea naar boven komt. Neem er de tijd voor. Schrijf het uit. Ga niet letterlijk uitschrijven, maar zorg in ieder geval dat je alles wat in je hoofd zit, dat dat op papier staat. En vertrouw erop dat na het nemen van die vier stappen die ik eerder aangaf, dat je dat idee gewoon los kunt laten. Dat het idee, als het levensvatbaar is, dat het wel weer terugkomt op het moment dat je je notities pakt als je verhaalproject klaar is.
Dat huidige verhaalproject is net zo belangrijk, dus zorg dat je die liefde – want dat is ook ooit begonnen met een verhaalidee – zorg dat je die liefde vasthoudt en dat je dat verhaal ook echt de ruimte geeft om volledig op papier te komen.
Maria: Precies. Hartstikke goed.
Petra: Dat was het.
Maria: Dat was het. Het is duidelijk. Dank je wel voor dit interessante gesprek.
Petra: Jij ook bedankt.
Be the first to comment